Werkgeluk (en hoe je in elke job een broodje stront moet opeten)

 
 

Shhht, even stil nu.

Ik ben in gesprek.

Al een kleine week, met iemand die niet antwoordt.

En dat kan ook niet, want ze weet van niets.

Ik voer een gesprek in mijn eigen hoofd met een deelneemster aan ons postgraduaat. Laten we haar voor het gemak hier even Lotte noemen.

Lotte raakte mij. Ze kroop onder mijn vel, met vier simpele woorden bij het kennismakings-rondje: ‘ik werk niet graag’.

Wow. Stoer. Bevrijdend misschien. Confronterend ook.

Waarom shockeert het mij als iemand zomaar zegt dat ze niet graag werkt, en dat zo nonchalant en vanuit aanvaarding brengt? Is het een moderne verplichting om je werk graag te doen, nu we zoveel keuze hebben, zoveel zeggenschap en invloed?

Mag het nog, leven voor het weekend, werken omdat het moet, en dat dan niet leuk hoeven te vinden?

Heb ik, hebben wij onszelf een nieuw dogma opgelegd: dat van het werkgeluk?

Misschien ligt het aan mij dat ik hiervan ondersteboven ben. Aan mijn actiegerichtheid: ik ben altijd al beter geweest in het aanpakken van lastige dingen, dan in het op zijn beloop laten ervan. Problemen? Vervelende situaties? Dingen die niet leuk zijn? Aanpakken die handel, aanpassen, tweaken, veranderen tot het wél helemaal goed en bevredigend is.

Ik ben al jaren bezig, wat zeg ik, al een leven lang bezig met het bouwen van mijn ideale werk. En bij uitbreiding van mijn ideale leven.

Ik heb een duidelijke missie: uitzoeken in welke omstandigheden en met welke activiteiten ik mijn volle potentieel benut, het meest beteken voor anderen en het meest energie en moeiteloosheid ervaar. En vervolgens daar gehoor aan geven (en ja, dat is soms nog het moeilijkste).

Maar elke job heeft een shit sandwich, zegt schrijfster en creativiteitsexpert Elizabeth Gilbert. Je moet altijd, in elke rol, een broodje stront opeten, alleen is het in elke rol een ander en mag jij dus kiezen welk broodje stront het wordt.

In mijn relaties is het broodje stront duidelijk en heeft het ook met diezelfde actiegerichtheid te maken: ik haat het om van de zijlijn toe te kijken. Om te zien hoe mijn geliefden worstelen met chronische ziekte en hardnekkige problematieken, en om te voelen hoe weinig ik daar kan aan doen. De machteloosheid, de empathische stress, het onvermogen. Alles zo diep voelen, en het niet kunnen wegtoveren, dat is voor mij de shit sandwich van het moederschap en de liefde.

Maar in mijn werk? Weinig stront.

Ik tolereer ook weinig shit in mijn job, en dat vertel ik nu al de hele week aan mijn imaginaire vriendin Lotte. Het hoeft niet, toch, werken tegen je zin? Werk voelt voor mij als een gebied waarin ik wél alles in handen heb, of toch veel. Omdat ik blijkbaar geloof dat ik op dat gebied vrij kan kiezen, en niet hoef te accepteren dat dingen ingewikkeld of niet leuk zijn. Wat misschien niet waar is, maar zo voelt het wel, en de werkelijkheid bevestigt dat elke dag.

Onze nieuwste aflevering van Bruto Nationaal Geluk is er ook aan gewijd, aan kiezen voor werkgeluk en je de vraag stellen: moet ik van werk veranderen of mijn werk veranderen?

Op zich werk ik ook niet graag, denk ik, vermoed ik, maar dit voelt als spelen. Het is wat voor mij moeiteloos gaat en waarin ik mijn talenten kan inzetten. Met collega’s en deelnemers die ik inspirerend vind. Elke dag mag ik doen wat ik graag doe: lezen en leren, vertellen en inspireren, online leer-werelden creëren. Wat een luxe.

En dat bovendien op de manier die mij past: zacht werken, van thuis uit, met weinig afspraken en veel witruimte. Met vooral veel plezier, flow en bezieling. Ik zou niet meer anders willen.

Het is mijn legaat.

In een systeemtherapeutische paardencoach-sessie zette ik met kegels de lijn uit van mijn voormoeders. Alle vrouwen die mij voorgingen kregen een plek, de moeder van mijn moeder en haar moeder en haar moeder. En ik dus, op het eind daarvan.

We liepen langs de levens, de paarden en ik, om te voelen welke kracht en welke pijn er was.

Op het einde van de sessie vroeg Freya: “Maaike, als al wie je voorging ervoor zorgt dat jij vandaag bent wie je bent, wat zou dan de krachtigste manier zijn om dat te eren?’ Mijn antwoord was zo helder, kwam zo duidelijk: dan ben ik de eerste die in alle vrijheid leeft zoals ze wil leven. Die eerste die haar eigen pad gaat.

Als ik wil eren wie mij voorging, dan kies ik elke dag, onbeschaamd, voor een leven op mijn maat.

Want dat is het geschenk dat mijn familiegeschiedenis bracht: ik leerde dat je vanuit ongelukkigheid weinig goeds te bieden hebt aan anderen. Ik kan zien en voelen dat kiezen voor wat jou doet floreren geen luxe is, maar een morele plicht.

Als je goed zorgt voor jezelf, kan je goed zorgen voor de wereld. En als je in je talenten staat en doet wat makkelijk en moeiteloos en plezierig is, ben je niet egoïstisch of lui. Integendeel, je zal ervan versteld staan hoe waardevol je dan pas wordt.

Daarom is dit precies het werk dat ik moet doen: Floreerkunde creëren en begeleiden. Om anderen te laten zien hoe ze een leven kunnen maken op hun maat.

Zonder shit sandwich, of met zo’n kleintje, eentje met veel mayonaise.